28 mei 2020

Pensioenkorting

Om niet uitsluitend afhankelijk te zijn van de AOW-uitkering hebben gepensioneerden een aanvullend pensioen nodig dat door de jaren heen is opgespaard.

In tijden van crisis en financiële schaarste wordt door ‘deskundigen’ onder het motto: ‘je moet korten waar dat kan’ in een onbedwingbaar ritueel naar andermans pensioenen gekeken. Door de jaren heen heeft dat geleid tot aanzienlijk minder inkomen, terwijl de kosten toenemen. Midden in de strijd tegen het Coronavirus, waarin ondernemers en werknemers terecht financieel worden ondersteund, wordt het ritueel herhaald. In de wandelgangen van de Tweede kamer wordt druk gediscussieerd over de mogelijk om de pensioenen nogmaals te korten met zo’n 10%.  Om stemverlies van de regeringspartijen te voorkomen, zal de beslissing over de verkiezingen van volgend jaar heen getild worden.

Met name voor ouderen met een aanvullend klein pensioen is dat een ramp. Door een nieuwe korting van 70 à 80 euro per maand wordt het voor hun steeds moeilijker om in hun levensonderhoud te voorzien. Geen geld voor vervangende apparatuur in het huishouden, geen cadeaus voor de (klein)kinderen. Ze worden daarmee onevenredig hard in hun financiële onafhankelijkheid getroffen. Dat is een hard gelag als je bedenkt dat zij de basis hebben gelegd voor een maatschappij waarin de nakomende generaties, in vrijheid, kansen hebben gekregen om zich te ontplooien en financieel onafhankelijk te zijn.

Gelukkig zijn er ook ouderen die het er niet bij laten zitten, ze willen gehoord worden, klimmen in de pen en komen met ideeën: ‘laat de regering de verliesgevende staatsobligaties van de pensioenfondsen terugkopen en bevries daarmee een korting op de kleine  pensioenen’ en ‘de regering heeft in de jaren 90 een greep in de kas van de pensioenfondsen gedaan, als dat geld met rente wordt teruggestort, dan is een pensioenkorting de eerste 10 jaar niet nodig’.  

 Hans Tijmes, lid van PvdA/GL